De keuze voor auditkwaliteit: de CEO als drijvende kracht?

Abstract

Grote vennootschappen volgens artikel 15 wetboek vennootschappen zijn verplicht een auditor aan te stellen. Deze geven een oordeel over de betrouwbaarheid van de jaarrekening. De kwaliteit van een audit hangt af van de tijd die gespendeerd werd aan de audit en wie deze uitvoerde. In de literatuur werd herhaaldelijk gesteld dat een Big 4 auditor een auditor van hoge kwaliteit is. Recente onderzoeken toonden aan dat wanneer het aandeelhouderschap van het management of de CEO hoog is de vraag naar een auditor van hoge kwaliteit daalt. Dit kan verklaard worden door het feit dat in ondernemingen waar het management veel aandelen bezit, agencykosten lager zijn. De agency theorie steldt dat hoe hoe hoger de agencykosten zijn, hoe groter de vraag naar een audit van hoge kwaliteit zal zijn om de agencproblemen te kunnen oplossen. Naast de auditor neemt ook de raad van bestuur een monitoringrol op. De literatuur stelde dat wanneer een raad van bestuur efficiënt is en er geen sprake is van CEO dualiteit zij bekwaam is om de monitoringrol op te nemen. Onderzoek naar de perceptie van de CEO ten opzichte van een audit werd nog niet uitgevoerd. Aan de hand van een steekproef van 83 private familieondernemingen wordt het verband getoetst tussen de perceptie van de CEO en de kans op het aanstellen van een auditor van hoge kwaliteit. Uit het empirisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat wanneer de perceptie van de CEO goed is de kans op het aanstellen van een auditor van hoge kwaliteit stijgt.