Please use this identifier to cite or link to this item: http://hdl.handle.net/1942/1900
Title: Het OCMW binnen de gemeente : taken en bestedingen
Authors: TORMANS, Hans 
Advisors: DRAYE, A.
Issue Date: 2007
Publisher: UHasselt
Abstract: Dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn een enorm belangrijke rol spelen in onze hedendaagse samenleving is een absolute zekerheid. Zonder de OCMW’s zouden veel mensen het nog moeilijker hebben om het hoofd boven water te houden dan nu soms al het geval is. Het OCMW heeft als kernopdracht iedereen de mogelijkheid te bieden om een menswaardig bestaan te leiden (cfr. art. 1 van de organieke OCMW-wet1). Een van de grootste moeilijkheden van deze nobele doelstelling is dat de problemen die mensen in hun dagelijks leven ervaren enorm verscheiden zijn. Aangezien het OCMW elk van de noodleidende individuen wil bijstaan, neemt haar takenpakket erg grote proporties aan. Meer nog, het takenpakket breidt nog jaar na jaar uit. Het bepalen welke uitdagingen de OCMW’s dienen aan te gaan is één aspect. Een minstens even belangrijke kwestie is de manier waarop ze gerealiseerd (lees: gefinancierd) moeten worden. Vandaar de centrale onderzoeksvraag van deze thesis: “Welke zijn de taken van het OCMW binnen een gemeente en op welke manier worden deze gefinancierd?” Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie en een bevraging van bevoorrechte getuigen trachten we op deze vraag een antwoord te formuleren en gaan we na op welke manier recente wetswijzigingen worden geïmplementeerd. “De opdracht van het OCMW bestaat er thans in om aan elke persoon die er behoefte aan heeft en ongeacht zijn vermogenstoestand, diensten of hulp te verstrekken of te doen verstrekken op sociaal, op sociaal-medisch en op medisch gebied.” (Mast e.a., 2006:623) Om tot een organisatie te komen die dit kan bewerkstelligen, is er een lange weg afgelegd. We bekijken hoe de hedendaagse OCMW’s uit hun illustere voorgangers (meerbepaald de Tafels van de Heilige Geest, de Burelen van Weldadigheid, de Commissies der Burgerlijke Godshuizen en de Commissie van Openbare Onderstand) zijn ontsproten. We stellen vast dat de OCMW’s zich sinds hun oprichting in 1976 voortdurend hebben aangepast aan de maatschappelijke evoluties en dat dit ook in de toekomst zal moeten blijven gebeuren. De werking van de OCMW’s wordt hoofdzakelijk geregeld door de organieke OCMW-wet van 14 juli 1976. Deze tekst werd in de loop der jaren vele malen bewerkt en gewijzigd. Veel recente en ingrijpende aanpassingen zijn het rechtstreekse gevolg van het nieuwe Gemeentedecreet en het OCMW-decreet. Het belangrijkste opzet voor de invoering van het Gemeentedecreet was het vergroten van de autonomie voor de lokale besturen. Het OCMW-decreet vloeit hieruit eigenlijk rechtstreeks voort. Het doel ervan is namelijk om de bestuurlijke organisatie van het OCMW (de Raad voor Maatschappelijk Welzijn, het Vast Bureau en de diverse diensten) af te stemmen op de bepalingen uit het nieuwe Gemeentedecreet. De opvallendste nieuwigheid uit deze nieuwe regelgeving is dat de OCMW-voorzitter in de toekomst deel zal uitmaken van het schepencollege. De verregaande verstrengeling van gemeente en OCMW die hiermee gepaard gaat, vormt echter een punt van discussie. Aangezien het takenpakket van het OCMW dusdanig uitgebreid is, dringt een inventarisatie zich op. Er zijn verschillende mogelijkheden om de opdrachten af te bakenen. We trachten de taken in te delen naar de wet, naar de werkzaamheden en naar de actiemiddelen. Vervolgens gaan we dieper in op die opdrachten die als dé kerntaken van de hedendaagse OCMW’s worden beschouwd, waarbij we een onderscheid maken tussen puur materiële en alternatieve, eerder maatschappelijke dienstverlening. Het is niet zinvol om af te dwingen dat in elke gemeente dezelfde dienstverlening wordt aangeboden. Het is belangrijk een sociaal beleid te voeren dat afgestemd is op de noden van de lokale bevolking. Het leidt geen twijfel dat het Antwerpse OCMW andere accenten dient te leggen dan dat van Herstappe of dat van Knokke. Het wettelijk kader biedt een waaier aan taken, waaruit de lokale OCMW-besturen de meest nuttige en relevante dient te selecteren. Het OCMW wordt georganiseerd op gemeentelijk niveau. Dit betekent echter niet dat het OCMW als een gemeentelijke instelling kan worden gezien. Het is een orgaan dat in principe los staat van de gemeenteraad. De praktijk wijst echter uit dat de maatschappelijke dienstverlening vrijwel overal in de gemeentestructuur werd geïntegreerd. Dit is het logische gevolg van het feit dat OCMW en gemeente op eenzelfde werkterrein opereren. “Deze verbondenheid komt tot uiting in [...] een nauwe betrokkenheid van de gemeente bij de verkiezing en de samenstelling van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn, bij de werking van deze raad, op het gebied van het personeel, het beheer en de financiering van het OCMW en in het toezicht op de handelingen van het OCMW” (Dujardin e.a., 2006:471). Het is dus belangrijk dat het bestuur van de gemeente en dat van het OCMW op een vlotte manier samenwerken en communiceren. Desalniettemin kunnen we niet ontkennen dat er regelmatig spanningen ontstaan tussen deze twee lokale besturen. De belangrijkste voedingsbodems hiervoor zijn de onderwaardering van het OCMW, de inperking van zijn autonomie, het bestuurlijk toezicht van de gemeente op het OCMW, de onderlinge taakverdeling en de aanvulling van de financiële middelen van het OCMW bij een deficit. We noteren echter dat veel van deze problemen vermeden kunnen worden door van in het begin duidelijke en degelijke afspraken te maken. Ten slotte rijst de vraag hoe de werking en de uitvoering van de verschillende taken van de OCMW’s gefinancierd moeten worden. Voor een gedeelte (44,2%) zijn de Vlaamse OCMW’s zelfvoorzienend. Voor het resterende deel moeten ze beroep doen op allerhande tegemoetkomingen van hogere overheden en op een bijdrage vanuit de gemeente. Sinds 2003 hanteren de OCMW’s een nieuw systeem van boekhouden (de NOB), dat afgestemd is op de algemene boekhoudregels en grondig verschilt van dat van de gemeente. Deze vernieuwing maakt het gemakkelijker om de financiële toestand van de verschillende OCMW’s te evalueren. Uit een financiële analyse van de Vlaamse OCMW’s blijkt dat gemiddeld 76% van de werkingskosten gedekt worden door de werkingsopbrengsten. Voor het resterende deel zal men de gemeente, het eigen kapitaal of één of andere kredietvorm moeten aanspreken. Opvallend is dat het overgrote deel van de middelen (40,8%) uitgaat naar de bejaardenzorg. De Vlaamse OCMW’s leiden gemiddeld een gewoon verlies van 102 EUR per inwoner. De diverse financiële ratio’s geven aan dat de OCMW’s (zij het soms nipt) gezond zijn. De kleinere OCMW’s (< 15.000 inwoners) staan er op financieel gebied wel beter voor dan hun grotere broers (> 50.000 inwoners).
Notes: 3de jaar Handelsingenieur - major Technologie
Document URI: http://hdl.handle.net/1942/1900
Category: T2
Type: Theses and Dissertations
Appears in Collections:Master theses

Files in This Item:
File Description SizeFormat 
tormans.pdf2.3 MBAdobe PDFView/Open
Show full item record

Page view(s)

278
checked on Nov 7, 2023

Download(s)

188
checked on Nov 7, 2023

Google ScholarTM

Check


Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.