Please use this identifier to cite or link to this item: http://hdl.handle.net/1942/2617
Full metadata record
DC FieldValueLanguage
dc.contributor.advisorVOORDECKERS, W.-
dc.contributor.authorDECOUTERE, Els-
dc.date.accessioned2007-11-15T14:30:36Z-
dc.date.available2007-11-15T14:30:36Z-
dc.date.issued2007-
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/1942/2617-
dc.description.abstractDe meest voorkomende bedrijfsvorm over de hele wereld is zeker het familiebedrijf. In België worden maar liefst 50% van de grote en 40% van de middelgrote bedrijven gecontroleerd door een familie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er de laatste jaren enorm veel onderzoek gedaan werd naar familiebedrijven. Dit merken we onder andere aan de diverse gerenommeerde tijdschriften die specifiek aandacht besteden aan familiebedrijven. Er werd ook veel onderzoek gedaan naar de specifieke financieringsstructuur van deze familiebedrijven en dan hoofdzakelijk naar de determinanten van de schuldgraad. Deze thesis zal zich dan ook toeleggen op de studie van deze determinanten. De afbakening van ons onderzoeksobject, familiebedrijven, bleek een erg moeilijke taak te zijn. Er bestaat immers geen wijdverspreide definitie van een familiebedrijf. De meeste onderzoekers baseren hun definitie op familiebetrokkenheid omdat ze beweren dat dit hetgeen is wat een familiebedrijf uniek definieert. Echter, de interpretatie van het begrip familiebetrokkenheid verschilt enorm. Sommigen beweren dat er zowel familiale eigendom als familiale bestuur aanwezig moet zijn. Anderen beweren dan weer dat één van beide voldoende is. Een dynamische definitie gebaseerd op keuzes en intenties is geschikter omdat het niet de familiebetrokkenheid is dat een bedrijf uniek maakt, maar wel de specifieke structuur van eigendom, governance, management en opvolging die ervoor zorgt dat een familiebedrijf zich anders kan gedragen. Een dynamische definitie is echter niet geschikt om een sluitend onderscheid te maken. De F-PEC schaal biedt een alternatieve methode voor definiëring. Men maakt dan gebruik van een continue schaal die de invloed van de familie weergeeft. Familiebedrijven verschillen bovendien van niet-familiebedrijven in hun structuur, strategie, prestaties en percepties. De belangrijkste familiedoelen zijn: verbetering van productkwaliteit, onafhankelijkheid in eigendom en management en een hoge winstgevendheid. De meeste familiebedrijven bezitten bovendien een strategie gebaseerd op kostenleiderschap of differentiatie. Er bestaan veel verschillende theorieën over de kapitaalstructuur en elk van deze theorieën heeft een andere invalshoek om het bestaan van een optimale kapitaalstructuur te verklaren. De eerste theorie die tevens onderzoek naar deze topic op gang bracht is die van Modigliani en Miller. Zij toonden aan dat in een wereld zonder belastingen, er geen optimale kapitaalstructuur bestaat. Wanneer de belastingen in dit model worden ingevoerd bekomen ze een optimale kapitaalstructuur van 100% schulden. Deze kapitaalstructuur is echter niet haalbaar. De trade-off theorie bestudeert deze topic door een afweging te maken van de voor- en nadelen van schuld. De optimale kapitaalstructuur bevindt zich dan daar waar het marginale voordeel van bijkomende schuld geëvenaard wordt door het marginale nadeel ervan. Een andere benadering is de agency theorie. Deze theorie beschouwt een bedrijf als een knooppunt van groepen belanghebbenden waartussen belangenconflicten kunnen ontstaan. Deze conflicten kunnen voorkomen worden door kosten te maken. Deze kosten worden agency kosten genoemd. Er bestaan agency kosten van het extern eigen vermogen, agency kosten verbonden aan schuldfinanciering en agency kosten als gevolg van informatieasymmetrie. De optimale kapitaalstructuur wordt dan bepaald door het minimaliseren van deze agency kosten. Een laatste theorie is de pecking order theorie, die aanhaalt dat een bedrijf een bepaalde voorkeur heeft voor een bepaalde financieringswijze. Ze verkiest eerst interne middelen, vervolgens de schulden en tenslotte de aandelen. Deze volgorde wordt bepaald aan de hand van de kans op onderwaardering van de middelen. Ook in familiebedrijven ontstaan er agency conflicten. De agency kosten blijken lager te zijn dan in niet-familiebedrijven. Men dient echter de impact van altruïsme en nepotisme niet uit het oog te verliezen. Altruïsme heeft zowel een positieve als een negatieve invloed. Welke van de twee overheerst is afhankelijk van de mate waarin de manager zijn altruïstische impulsen beheerst. Over de invloed van nepotisme is er nog maar weinig onderzoek verricht. Familiale eigendom, familiale bestuur en het risico hebben elk hun invloed op de schuldgraad. Deze verschillende relaties werden eerst nagegaan in de literatuur en vervolgens in een empirische studie. Over de relatie tussen familiale eigendom en de schuldgraad heerst onenigheid. Sommige onderzoekers beweren dat familiale eigendom de schuldgraad verlaagt doordat familiebedrijven meer belang hechten aan een goede reputatie en het doel om voort te blijven bestaan. Anderen beweren dat familiebedrijven door hun lagere agency kosten meer schulden kunnen aangaan. Bepaalde onderzoekers beweren dan weer dat de relatie tussen beide niet lineair, maar curvilineair is. In de eerste generatie zijn de agency kosten laag, in de tweede generatie zijn ze dan weer erg hoog. Er zijn in deze tweede generatie immers bijkomende agency kosten tussen de gezinnen van de broers/zussen onderling. Dit conflict wordt nog versterkt wanneer de CE0 zijn opvolgingspolitiek bekend maakt. Gevoelens van jaloezie kunnen dan de agency problemen nog verergeren. In de derde generatie dalen deze agency kosten weer. Over de relatie tussen familiale bestuur en de schuldgraad heerst er minder onenigheid. Men beweert dat wanneer de CE0 een stichter is, dit een positief effect heeft op de schuldgraad en wanneer de CE0 een opvolger is, dit een negatief effect heeft op de schuldgraad. Blokhouders hebben geen effect op de schuldgraad. Voorgaande empirische studies beschreven, in de literatuur, wijzen niet altijd op significante verbanden, waardoor men ook over deze relatie begint te twijfelen. De relatie tussen risico en schuldgraad levert ook geen eenduidige conclusies op. Bepaalde onderzoekers beweren dat familiebedrijven, omwille van het belang om voort te blijven bestaan, minder risico nemen. Andere onderzoekers beweren dan weer dat, omwille van het belang van familiewelvaart en bedrijfsprestaties, familiebedrijven minder geneigd zijn tot bedrijfsdiversificatie en dus tot meer risico, daar dit de waarde van het bedrijf doet dalen. Er werd een empirische studie uitgevoerd voor de Belgische en Nederlandse bedrijven genoteerd op eurolist, de gereglementeerde markt van euronext. In de beschrijvende univariate analyse werden een aantal significante verschillen gevonden tussen familie- en niet-familiebedrijven. Beide bedrijven verschillen volgens deze analyse in bedrijfsdiversificatie, in aandelen die gehouden worden door externe blokhouders, in aandelenbezit van de CEO, in onafhankelijke leden in de raad van bestuur, in winstgevendheid en in bedrijfsgrootte. Beide bedrijven houden echter eenzelfde hoeveelheid schulden aan, leveren eenzelfde waarde op en nemen evenveel risico. In de multivariate testen werd er geen verschil in bedrijfsdiversificatie, schuldgraad, waarde en risico gevonden. Zowel familiale eigendom als familiale bestuur hebben geen invloed op de bedrijfsdiversificatie, de schuldgraad en het risico. Men dient echter bij de interpretatie van deze bevindingen rekening te houden met de robuustheid van deze testen. Wanneer er rekening gehouden wordt met het simultaniteitsprobleem bekomt men immers dat familiebedrijven minder aan bedrijfsdiversificatie doen. Ook door toepassing van een definitie voor familiebedrijven, gebaseerd op 50% familiale eigendom, merkt men dat deze een lager niveau van bedrijfsdiversificatie hanteren. Familiebedrijven hebben dus volgens deze studie een gelijkaardig niveau van schulden, waarde en risico. De bedrijfsdiversificatie is vermoedelijk lager in familiebedrijven.-
dc.languagenl-
dc.language.isonl-
dc.publisherUHasselt-
dc.titleDeterminanten van de schuldgraad in familiebedrijven-
dc.typeTheses and Dissertations-
local.format.pages118-
local.bibliographicCitation.jcatT2-
dc.description.notes3de jaar Handelsingenieur - major Accountancy en financiering-
local.type.specifiedMaster thesis-
dc.bibliographicCitation.oldjcat-
item.fulltextWith Fulltext-
item.fullcitationDECOUTERE, Els (2007) Determinanten van de schuldgraad in familiebedrijven.-
item.contributorDECOUTERE, Els-
item.accessRightsOpen Access-
Appears in Collections:Master theses
Files in This Item:
File Description SizeFormat 
decoutere.pdf2.56 MBAdobe PDFView/Open
Show simple item record

Page view(s)

84
checked on Nov 7, 2023

Download(s)

62
checked on Nov 7, 2023

Google ScholarTM

Check


Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.