Please use this identifier to cite or link to this item: http://hdl.handle.net/1942/3113
Title: De tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de externe auditor
Authors: VAN STIGGELEN, Raf
Advisors: MERCKEN, R.
Issue Date: 2007
Publisher: UHasselt
Abstract: Deze eindverhandeling handelt over het tuchtrecht en de tuchtprocedure van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Zowel de oude regelgeving, de tuchtprocedure onder deze regelgeving, de tuchtrechtspraak van 2002 tot en met 2006 als de nieuwe regelgeving worden in dit werk behandeld. In het eerste hoofdstuk van deze eindverhandeling worden de onderzoeksvragen onderscheiden waarop in het verdere werk een antwoord gezocht wordt. In het daaropvolgende hoofdstuk volgt een overzicht van de wetgeving die van kracht was tot 31 augustus 2007. Deze oude regelgeving wordt besproken aangezien deze tijdens het tot stand komen van de eindverhandeling nog van kracht was. De aandacht gaat vooral uit naar de wet van 22 juli 1953 ter oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en het koninklijk besluit van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren. De onderdelen van deze regelgeving die betrekking hebben op het tuchtrecht krijgen hier in het bijzonder de nodige toelichting. Na een korte beschrijving van deze regelgeving wordt er in het derde hoofdstuk dieper ingegaan op de tuchtrechtelijke procedure zoals die onder deze regelgeving geschiedde. Aandacht gaat uit naar de eigenheid van dit tuchtrecht ten opzichte van andere rechtstakken en de praktische organisatie en verloop van de tuchtprocedure. De organen die instaan voor de goede werking en instandhouding van het tuchtrecht worden beschreven en vergeleken met die van andere vrije beroepen. Deze vergelijking gebeurt vooral op het gebied van de samenstelling en de voorwaarden om in deze tuchtorganen te kunnen zetelen. In hetzelfde hoofdstuk wordt verder ingegaan op de wijze waarop een tuchtzaak aanhangig gemaakt kan worden bij de Raad van het Instituut. Ook wordt hierbij besproken wat de redenen hiervoor kunnen zijn voor wat betreft de deontologische verplichtingen van de bedrijfsrevisor en zijn beroepsverplichting ten opzichte van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Na deze bespreking volgt een uiteenzetting over de behandeling van het dossier en de verschillende stappen die daarin genomen moeten worden. Achtereenvolgens wordt het vooronderzoek dat de uiteindelijke rechtszittingen vooraf gaat besproken, waarna de rechtszittingen zelf en de strafbepalingen die men bij deze rechtszittingen kan oplopen. In hoofdstuk vier wordt dan de tuchtrechtspraak van 2002 tot en met 2006 besproken. Hierbij wordt eerst bekeken welke verschillen er zijn in het aantal uitspraken tussen de Nederlandstalige en de Franstalige kamer en dit in verhouding tot het aantal leden dat beide kamers doorheen deze jaren heeft geteld. Verder worden in dit hoofdstuk ingegaan op de verscheidene sancties die in deze jaren opgelegd zijn en ingegaan op de aanleidingen voor deze sancties. Achtereenvolgens wordt de belangrijkste reden tot waarschuwing of berisping besproken waarna dieper wordt ingegaan op de redenen tot schorsing en schrapping in deze jaren. Ten slotte wordt hier het verbod op het aanvaarden van een nieuwe opdracht van een bepaalde vennootschap toegelicht, een sanctie die in deze jaren slechts voor één misdrijf is opgelegd, en daardoor in het oog sprong. In het vijfde en voorlaatste hoofdstuk van dit werk wordt ingegaan op de veranderingen die het beroep ondergaan heeft naar aanleiding van de nieuwe regelgeving die op 31 augustus 2007 van kracht gaat. Hierbij wordt de gecoördineerde wet van 22 juli 1953 ter oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren besproken in zijn nieuwe vorm. De belangrijkste verschillen ten opzichte van de oude wetgeving worden hier aangegeven. Deze verschillen bleken vooral te liggen in de nieuwe kamer van verwijzing en instaatstelling, de nieuwe samenstelling van de tuchtcommissie en de tuchtsancties. Deze tuchtsancties zijn niet gewijzigd, ware het niet dat men hier nu ook de mogelijkheid heeft een bedrijfsrevisor een verwijzing op te leggen indien de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden, maar deze niet zwaar genoeg doorwegen om een verdere tuchtsanctie te verantwoorden. In dit hoofdstuk wordt ook het nieuwe koninklijk besluit tot organisatie van het toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende het tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren besproken. Ook hier gaat extra aandacht uit naar de onderdelen van dit koninklijk besluit welke invloed hebben op het tuchtrechtelijk verloop. Vooral de mogelijkheden om een tuchtsanctie uit het dossier te laten verdwijnen na het verlopen van een bepaalde termijn springen hierbij in het oog. In het zesde en laatste hoofdstuk van dit werk worden dan uiteindelijk de belangrijkste conclusies uit deze eindverhandeling kort samengevat en besproken.
Notes: 2de licentie TEW - major Accountancy en Financiering
Document URI: http://hdl.handle.net/1942/3113
Category: T2
Type: Theses and Dissertations
Appears in Collections:Master theses

Files in This Item:
File Description SizeFormat 
van_stiggelen.pdf589.51 kBAdobe PDFView/Open
Show full item record

Google ScholarTM

Check


Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.