De rol van het openbaar ministerie in het jeugddelinquentierecht

Abstract

Het Jeugddelinquentierecht kent een bewogen evolutie. Op wetgevend vlak is er een beweging vanuit het strafmodel tot een combinatie van het herstel-en sanctiemodel. Er is ook een politieke evolutie waarbij de Vlaamse Overheid een kritische kijk kreeg op het beschermingsmodel. Uit de zesde staatshervorming volgt het Vlaamse Jeugddelinquentiedecreet. Hierbij kreeg het OM nieuwe bevoegdheden. Er zijn verschillende bezorgdheden naar boven gekomen bij deze nieuwe afhandelingsmogelijkheden omtrent het vermoeden van onschuld. Deze masterscriptie heeft als doel om na te gaan of de nieuwe bevoegdheden van het OM in overeenstemming zijn met het vermoeden van onschuld ingeschreven in artikel 6, lid 2 EVRM. Hieruit volgt volgende centrale onderzoeksvraag: “Zijn de nieuwe bevoegdheden van het openbaar ministerie al dan niet in overeenstemming met het vermoeden van onschuld zoals gewaarborgd in artikel 6, lid 2 EVRM?”