Protocol 16 bij het EVRM: inpassing in de Belgische rechtsorde

Abstract

Wat moet het Hof van Cassatie of de Raad van State doen indien ze in een geding worden geconfronteerd met een wetgevende norm die aanleiding geeft tot een principiële vraag omtrent de interpretatie of de toepassing van een grondrecht in het EVRM of een van de bijhorende Protocollen én dit grondrecht ook op analoge wijze is geïncorporeerd in Titel II van de Grondwet (‘Belgen en hun rechten’)? Enerzijds biedt Protocol nr. 16 bij het EVRM de mogelijkheid aan het Hof van Cassatie en de Raad van State om rechtstreeks aan het EHRM om advies te vragen. Anderzijds verplicht artikel 26, § 4 Bijz.W.GwH het Hof van Cassatie en de Raad van State om een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof te stellen over de overeenstemming van de wetgevende norm met het grondrecht uit Titel II van de Grondwet. Deze masterscriptie tracht oplossingen aan te reiken ter regeling van deze verhouding tussen het adviesmechanisme van Protocol nr. 16 bij het EVRM en artikel 26, § 4 Bijz.W.GwH.