Algoritmische prijszetting in het licht van het verbod op mededingingsbeperkende afspraken

Abstract

Opdat het verbod uit artikel 101 VWEU van toepassing is, moeten vier voorwaarden voldaan zijn. Eén van die voorwaarden is dat er sprake moet zijn van een vorm van overeenkomst tussen de samenwerkende ondernemingen. Het Hof van Justitie heeft dit begrip doorheen de jaren enorm breed geïnterpreteerd. In de rechtsleer is er echter een overtuiging dat de technologische vooruitgang en de digitalisering van de maatschappij problemen kan veroorzaken voor het mededingingsrecht. Er wordt door enkele juristen beargumenteerd dat het Europees mededingingsrecht niet in staat is om alle vormen van prijsafspraken die door algoritmen tot stand komen, te omvatten. In dit onderzoek wordt aangetoond dat het Europees mededingingsrecht anno 2024 beter in staat is om een antwoord te bieden op algoritmische prijszetting dan velen vermoeden. Voor de problemen waarop het Europese medediningsrecht geen antwoord kan bieden, wordt gekeken of er inspiratie gehaald kan worden uit het Amerikaanse antitrustrecht.