De bescherming van het ongeboren kind bij risicovol ouderschap: balans tussen recht en leven

Abstract

Deze masterscriptie onderzoekt hoe het ongeboren kind in België juridisch beschermd kan worden bij risicovol ouderschap, zoals bij middelenmisbruik of psychische problemen tijdens de zwangerschap. De huidige wetgeving voorziet enkel in vrijwillige hulpverlening, maar laat geen dwingende maatregelen toe vóór de geboorte. Dit komt door het ontbreken van een juridisch statuut voor het ongeboren kind. De enige uitzondering, het infans conceptus adagium, biedt slechts beperkte bescherming en enkel bij een levensvatbare geboorte. De thesis analyseert hoe deze lacune botst met internationale mensenrechten, zoals het EVRM en IVRK, en stelt een toetsingskader op rond proportionaliteit, het belang van het kind en bescherming tegen geweld. Via een rechtsvergelijking met Nederland, Noorwegen en het VK toont het onderzoek aan dat prenatale bescherming juridisch mogelijk én uitvoerbaar is. Tot slot volgt een aanbeveling voor een cascademodel van maatregelen dat het kind beschermt zonder disproportioneel in te grijpen in de rechten van de zwangere vrouw.