De matigingsbevoegdheid van de politierechter bij GAS : (quasi?) parallellisme met de strafprocedure

Abstract

De sanctionerend ambtenaar die op grond van de GAS-wet van 24 juni 2013 een overtreding op de reglementering betreffende het stilstaan en parkeren wil bestraffen, beschikt niet over de vrijheid om de hoogte van het bedrag vast te leggen. Het boetebedrag is wettelijk gebetonneerd. Het Grondwettelijk Hof is in zijn arrest van 23 januari 2019 evenwel van oordeel dat het de politierechtbank als beroepsinstantie wél toekomt dat boetebedrag te verminderen. Het Hof redeneert hierbij vanuit een parallellisme tussen de strafrechtelijke en bestuurlijke sancties bij dergelijke parkeerovertredingen. Dit parallelisme is evenwel niet absoluut. Daarnaast moet ook de rechter op grond van art. 6 EVRM over een zogenaamde «volle rechtsmacht» beschikken. De bevoegdheid van de rechter om bestuurlijke boetes te matigen geldt bovendien niet alleen bij parkeerovertredingen, maar bij elke vorm van alternatieve bestuurlijke sancties.