Please use this identifier to cite or link to this item: http://hdl.handle.net/1942/34811
Title: Unlivable lives and resistance under neoliberal governance: A performative approach
Authors: DE COSTER, Marjan 
Advisors: Zanoni, Patrizia
Verbruggen, Marijke
Issue Date: 2021
Abstract: Mijn dissertatie vertrekt vanuit de vaststelling dat we vandaag de dag meer dan ooit vrij zijn om zelf onze (professionele) wegen richting en invulling te geven. Hoewel deze toegenomen vrijheid door velen als een positieve evolutie beschouwd wordt, is het eveneens de manier waarop we vandaag onder het neoliberalisme gereguleerd worden. In de literatuur wordt hierbij vaak geduid hoe het neoliberale subject niet gehoorzaamt omwille van rechtstreekse controle, maar eerder omdat die1 zich begrijpt als een onderneming op zichzelf. In andere woorden, het neoliberale subject reguleert zichzelf door, net als een onderneming, weloverwogen beslissingen te nemen die moeten leiden tot persoonlijk succes. Dit betekent evenwel dat diegenen die niet in staat zijn om dit ideaal na te streven hier zelf verantwoordelijk voor geacht worden. Een precair levensbestaan is in deze zin niet het gevolg van structurele barrières en ongelijkheden, maar van een slecht zelfbeheer. Een pertinente vraag die in deze omstandigheden opborrelt is of en hoe we ons nog kunnen verzetten tegen dergelijke vorm van controle die opereert door toegenomen vrijheid en zelfbeschikking. Velen hebben gesuggereerd dat deze positieve vorm van regulering neoliberale subjecten reduceert tot passieve subjecten die niets ondernemen om hun condities te verbeteren. Enerzijds omdat ze zichzelf verantwoordelijk achten, anderzijds omdat het ideaal van individualisme de mogelijkheid tot elk collectief emancipatorisch project ondermijnt. In organisatie studies hebben onderzoekers beargumenteerd hoe we vandaag de dag zeker nog tal van praktijken van verzet kunnen waarnemen. Dit vergt evenwel dat we verder kijken dan de meer traditionele vormen van opstand, zoals stakingen en protestbewegingen. Langs de ene kant hebben onderzoekers hier gefocust op de manier waarop het subject individueel weerstand biedt tegen hun condities, bijvoorbeeld door minder goed te presteren, cynisch te worden, humor te gebruiken etc. Studies wijzen uit hoe deze praktijken niet rechttoe rechtaan zijn, maar altijd bestaan uit een complexe samensmelting van controle en zelfbeschikking. Aan de andere kant hebben onderzoekers zich eerder gefocust op hoe het sterk geïndividualiseerde subject zich vandaag nog steeds collectief organiseert, maar dat eerder doet van onderuit, buiten de traditionele instituten zoals vakbonden. Door collectieve projecten, zoals gemeenschappen met andere munteenheden en coöperatieven, tracht men de situatie te verbeteren door de gewenste toekomst in het hier en nu na te bootsen. Dergelijke collectieven gaan dus niet rechtstreeks in debat met de instituten om verandering te eisen, maar creëren de gewenste verandering zelf. Hoewel beide onderzoektradities tot interessante inzichten leiden, bestempelen aderen individuele weerstand en collectieve weerstand van onderuit als ‘niet radicaal genoeg’. Ze dagen de bestaande machtsstructuren niet of onvoldoende uit, waardoor veranderingen die structureel moeten leiden tot een beter leven achterwege blijven. Met mijn dissertatie neem ik nota van deze kritiek en onderzoek ik de condities van een meer transformatieve strijd onder het individualiserende neoliberalisme, een strijd die kan leiden tot structurele verandering en meer leefbare levens. Ik doe dit middels een ‘performatieve’ benadering van het subject. Deze benadering theoriseert hoe het subject ontstaat doordat het - net als een rol in een toneelstuk - performed wordt in de relatie met anderen volgens een script dat buiten zichzelf staat. Het is enkel door deze rol te spelen volgens het (normatieve) script dat de anderen het subject begrijpen en erkennen als menswaardig. Dergelijke performatieve benadering tot het subject laat me toe drie processen te bestuderen die ik cruciaal acht om inzicht te krijgen in de condities van een meer radicale strijd onder het neoliberalisme: hoe het subject ontstaat socialiteit door hun performance volgens een script, hoe precarisering het gevolg is van een script dat niet alle subjecten gelijk erkent in socialiteit, en hoe structurele verandering een transformatie van het script vergt, opdat meer subjecten erkend zouden worden. Doorheen drie empirische papers (hoofdstukken twee, drie en vier) onderzoek ik hoe deze processen zich uitspelen binnen een neoliberaal kader. De eerste paper – gepresenteerd in hoofdstuk twee – bekijkt hoe een neoliberale universiteit academici reguleert door een toename aan individuele verantwoordelijkheden in verschillende relaties (met o.a. studenten, stakeholders, de maatschappij, collega’s, etc.…). De studie wijst uit hoe verschillende verwachtingen in de performance van een mannelijk en vrouwelijk subject niet enkel leidt tot de precarisering van het vrouwelijke subject, maar tevens (gegenderde) gevolgen heeft voor de mogelijkheid om weerstand te bieden. Omdat het vrouwelijk subject pas erkend wordt indien die zich performed als zorgzaam en open in de relatie, wordt ze geconfronteerd met een ethisch dilemma wanneer ze zich verzet tegen – in dit geval prioriteiten legt tussen – de grote hoeveelheid aan verantwoordelijkheden die haar opgelegd worden. Binnen de performance van het mannelijke subject daarentegen kunnen rationele beslissingen gemaakt worden en prioriteiten gelegd worden, zonder dat het subject als onethisch beschouwd wordt in de relatie. De tweede paper – gepresenteerd in hoofdstuk drie – focust op hoe de ongelijke erkenning van werk binnen de welvaarstaat leidt tot de precarisering van project werkers. Ik onderzoek hier een coöperatief waarin project werkers zich organiseren om in te gaan tegen de financiële barrières en het gebrek aan sociale bescherming die ze ervaren door deze ongelijke erkenning. De studie wijst uit dat een gedeelde en wederzijdse erkenning van hun uitsluiting binnen de welvaartstaat ertoe leidt dat de sterk geïndividualiseerde subjecten zich collectief organiseren. Binnen het collectief nemen ze deel in solidaire praktijken die hun situatie ‘hier en nu’ verbeteren en die tegelijk de instituties uitdagen en vragen om structurele verandering in de toekomst. Tegelijkertijd wijst de studie echter uit dat deze solidaire participatie enkel werkt omdat ze hand in hand gaat met de performance van een neoliberaal subject dat zichzelf reguleert. De studie toont met andere woorden de limieten van de coöperatief en diens praktijken om een radicaal ander subject te construeren. De derde paper tot slot – gepresenteerd in hoofdstuk vier – focust op de ongelijke erkenning van belangen onder het neoliberaal kapitalisme, een economisch systeem dat vooral oog heeft voor de belangen van de economie en de rijke 1% ten koste van de steeds armer wordende 99%. De empirische studie focust zich op een protestbeweging die deze geprecariseerde 99% wil vertegenwoordigen en structurele verandering eist om de condities van het volk te verbeteren. Net als in de tweede paper wijst ook deze studie uit hoe de demonstranten zich verenigen op basis van de wederzijdse erkenning van hun verarming door een systeem dat ongelijk verdeelt. Tegelijkertijd toont een analyse van de berichtgeving in de traditionele media hoe de demonstranten gepresenteerd worden als gevaarlijke relschoppers, een economische bedreiging, en radicale leeghoofden. Uit de interviews blijkt hoe dergelijke constructie in de media gevolgen heeft voor hoe de demonstranten zich kunnen performen als vertegenwoordigers van ‘het volk’ in de relatie met elkaar en met omstaanders. De eenheid en solidariteit van de 99% waarmee de demonstranten zich aanvankelijk verenigden – en die cruciaal blijkt voor de mobilisering van het neoliberale subject – brokkelde af in particulariteit en vraagstukken over wie te erkennen als ‘echte demonstrant’. De drie papers samen bieden belangrijke inzichten over de (on)mogelijkheden van weerstand en verzet onder het individualiserende neoliberalisme. Algemeen tonen ze op verschillende manieren hoe precariteit niet het gevolg is van een slecht zelfbeheer, maar sociaal geïnduceerd wordt door een normatief kader dat subjecten ongelijk erkent. Zoals voornamelijk paper twee en drie uitwijzen is de wederzijdse erkenning van onze afhankelijkheid aan dergelijk kader dat ongelijk verdeelt cruciaal om het geïndividualiseerde neoliberale subject te mobiliseren. Daarnaast tonen de studies de noodzaak om de normatieve kaders, de scripts, te herschrijven indien we daadwerkelijk tot structurele veranderingen en meer leefbare levens willen komen. Tegelijkertijd wijzen de verschillende studies evenwel uit hoe dit proces altijd plaatsvindt in socialiteit, in de relatie met anderen waarin we al dan niet erkend worden als menswaardig. De bevindingen van de drie papers tonen hoe dit een sterke invloed heeft op de condities waarmee het neoliberale subject zich al dan niet verzet.
Document URI: http://hdl.handle.net/1942/34811
Category: T1
Type: Theses and Dissertations
Appears in Collections:Research publications

Files in This Item:
File Description SizeFormat 
DOCTORAAT Marjan DE COSTER.pdf
  Until 2026-09-01
1.45 MBAdobe PDFView/Open    Request a copy
Show full item record

Page view(s)

50
checked on Sep 7, 2022

Download(s)

12
checked on Sep 7, 2022

Google ScholarTM

Check


Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.