Please use this identifier to cite or link to this item: http://hdl.handle.net/1942/36070
Title: Schending van het gelijkheidsbeginsel bij overheidscontracten: (niet altijd) absoluut nietig?
Authors: Verhoeven, Simon
VERSCHAVE, Alexander 
Issue Date: 2021
Source: Tijdschrift voor Bouwrecht en Onroerend Goed, 19 (4) , p. 270 -277
Abstract: Jurisprudentie  intersentia van de SEA-Richtlijn aantonen dat de bestreden beslissing mo-gelijk aanzienlijke milieueff ecten veroorzaakt, noch gaat de Raad van State zelf na of dit het geval is. De Raad van State lijkt daarmee te bevestigen dat een plan in de zin van artikel 4.1.1, § 1, 4° DABM voorafgaand dient te worden onderworpen aan een plan-MER of minstens aan een plan-MER-screening en dat het niet uitvoeren hiervan de wettigheid van het plan aantast, ongeacht of het plan potentieel aanzienlijke milieueff ecten heeft. VII. Besluit 16. De rechtspraak van het Hof van Justitie over de toepassing van de SEA-Richtlijn op stedenbouwkundige vergunningen leidt tot rechtsonzekerheid. Hoe sneller dit juridische span-ningsveld erkend wordt door de plannende overheden en de rechtsprekende organen, des te sneller de rechtsonzekerheid kan worden verholpen. In de rechtspraak dient duidelijkheid geboden te worden over het lot van de vastgestelde steden-bouwkundige verordeningen en de plannende overheden kun-nen reeds proactief hun bestaande verordeningen herbekijken. Anders dan in de besproken rechtspraak van de Raad van State, vereist de Raad voor Vergunningsbetwistingen in het geannoteerde arrest een beoordeling van de mogelijke milieu-eff ecten van een stedenbouwkundige verordening bij het aan-voeren van de exceptie van onwettigheid op grond van arti-kel 159 van de Grondwet ten aanzien van deze verordening vanwege een strijdigheid met de SEA-Richtlijn. In een later arrest van 15 april 2021 houdt de Raad dezelfde rechtspraak aan en staan opnieuw de mogelijke milieueff ecten van een ste-denbouwkundige verordening ter discussie. 33 17. In een recenter arrest van 22 juli 2021 lijkt de Raad echter niet meer van de verzoekende partij te verlangen dat zij con-creet aantoont in welke zin de betrokken verordening als 'plan of programma' overeenkomstig de SEA-Richtlijn dan wel het DABM een voorafgaande strategische milieubeoordeling ver-eist. De Raad neemt in voornoemd arrest zelf moeiteloos aan dat de stedenbouwkundige voorschrift en van de betrokken verordening aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor het stedelijk milieu omdat ze van toepassing zijn op het hele grond-gebied en onder meer een voldoende leefk waliteit moeten ga-randeren in afzonderlijke woongelegenheden. 34 Het valt af te wachten of de Raad met dit laatste arrest afstand begint te ne-men van de in onderhavige noot besproken rechtspraak. De Raad velt namelijk nog steeds een eigen waardeoordeel over de potentiële milieueff ecten van de stedenbouwkundige verorde-ning en lijkt er (nog) niet van uit te gaan dat het ontbreken van een voorafgaande milieubeoordeling van een verordening (een plan-MER of minstens een plan-MER-screening) de wettigheid ervan aantast. 18. De Raad lijkt met het geannoteerde arrest bepaalde steden-bouwkundige verordeningen buiten schot te houden in functie van de rechtszekerheid. Op basis van deze rechtspraak van de 33 RvVb 15 april 2021, RvVb-A-2021-0880. 34 RvVb 22 juni 2021, RvVb-A-2021-1226. Raad dreigt echter elke exceptie van onwettigheid aangevoerd tegen een stedenbouwkundige verordening zonder vooraf-gaande milieubeoordeling te zullen verzanden in een feitelijke discussie over de potentiële milieueff ecten van de verordening. Zo blijft de twijfel aanhouden over welke stedenbouwkundige verordeningen getroff en zijn door de rechtspraak van het Hof van Justitie en wordt de draagwijdte van de SEA-Richtlijn ont-kend. Ontkenning zou echter ook de eerste fase in het accepta-tieproces kunnen zijn. Els Empereur Karel Veuchelen Advocaten PwC Legal Hof van Cassatie (1e kamer) 22 januari 2021 Voorzitter: E. Dirix Advocaten: mrs. S. Nudelholc, P. A. Foriers, C. De Baets en W. Derijcke . Dienstenconcessie-Miskenning mededingingsbe-ginsel-Miskenning gelijkheids-en transparantiebe-ginsel-Bepaling van openbare orde-Ongeoorloofd voorwerp-Absolute nietigheid van aldus gesloten overeenkomst . Schadevergoedingscontentieux-Vervanging door de rechter van de foutieve gedraging door zijn recht-matig alternatief-Bewijs van oorzakelijk verband tussen de fout van het niet uitvoeren van een markt-bevraging en de beweerde schade niet geleverd 1. De verplichting om het gelijkheids-en transparantiebeginsel vervat in de artikelen 49 en 56 VWEU te eerbiedigen, ter vrij-waring van de eerlijke mededinging, vormt een juridische grondslag van de economische en morele orde van de samenle-ving, die zich aan de aanbestedende overheid opdringt. Deze verplichting raakt derhalve de openbare orde. Hieruit volgt dat een overeenkomst waarin een aanbestedende dienst van een lid-staat rechtstreeks en dus met miskenning van voornoemd gelijk-heids-en transparantiebeginsel aan een marktdeelnemer uit dezelfde lidstaat een dienstenconcessie gunt met een duidelijk grensoverschrijdend belang, een toestand doet ontstaan die in strijd is met de openbare orde en bijgevolg volstrekt nietig is bij gebrek aan geoorloofd voorwerp. 2. Degene die schadevergoeding vordert, moet bewijzen dat er tussen de fout en de schade zoals die zich heeft voorgedaan, een oorzakelijk verband bestaat. Dit verband veronderstelt dat zon-der de fout de schade zich niet had voorgedaan zoals ze zich heeft voorgedaan. Er is bijgevolg geen oorzakelijk verband wan-neer de schade zich eveneens zou hebben voorgedaan indien de verweerder de hem verweten handelwijze correct had uitge-voerd. De rechter moet aldus bepalen wat de verweerder had moeten doen om rechtmatig te handelen. Hij moet abstractie maken van het foutieve element in de historiek van het schade-this Jurisquare copy is licenced to Universiteit Hasselt
Document URI: http://hdl.handle.net/1942/36070
ISSN: 1781-989X
Category: A1
Type: Journal Contribution
Validations: vabb 2023
Appears in Collections:Research publications

Files in This Item:
File Description SizeFormat 
T.B.O. 2021, nr. 4, 266-277.pdf
  Restricted Access
Published version327.27 kBAdobe PDFView/Open    Request a copy
Show full item record

Page view(s)

14
checked on Jun 30, 2022

Download(s)

4
checked on Jun 30, 2022

Google ScholarTM

Check


Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.