Please use this identifier to cite or link to this item: http://hdl.handle.net/1942/36390
Title: Wat kunnen we leren van het Pools Grondwettelijk Hof?
Authors: LANCKSWEERDT, Eric 
Issue Date: 2021
Source: De Juristenkrant, 2021 (436) , p. 13 -13
Abstract: In deze reeks reflecteert erIc lancksweerdt maandelIjks over rechtspraktIjk en ethIek. alledaagse ethiek Column m et een ophefmakende uitspraak van 7 oktober 2021 stelde het pools Grondwettelijk hof dat de poolse Grondwet op een aantal punten boven het eU-verdrag staat en dat poolse rechters niet gebonden zijn door de uitspraken van het europees hof van justitie. daarmee ondermijnt het Grondwettelijk hof een van de basisprincipes van de europese Unie, met name dat het europees recht primeert op het intern recht van de lidstaten. Uit deze zaak kunnen we niet alleen juridische lessen trekken. zij leert ons ook dat de kracht, de ro-buustheid en de vitaliteit van de rechterlijke macht, en bij uitbreiding de rechtstaat en de democratie, in sterke mate afhangen van de kwaliteiten van de mensen die er de dienst uitmaken. laten we even kijken naar de poolse zaak. misschien was het grootste deel van de rechters er daadwerkelijk van overtuigd dat er op hun uitspraak vanuit juridisch oogpunt niets af te dingen valt. dan is het bepaald verontrustend dat hoge magistraten zonder veel omhaal een juridische basisregel, met name dat het eU-recht voorgaat op het intern recht van de lidstaten, gewoon miskennen. veel waarschijnlijker is het dat het merendeel van de rechters heel goed besefte dat hun uitspraak op een juridisch erg wankele grondslag berust, maar dat zij naar de pijpen dansten van de rechts-nationalistische regeringspartij recht en rechtvaardigheid. waar-om? vooral uit angst om in te gaan tegen de desiderata van machthebbers. een gebrek aan moed dus. maar misschien ook uit een verkeerd begrepen loyaliteit of omdat men denkt er zelf voordeel mee te halen, bijvoorbeeld op het vlak van carrière en het onderhouden van goede connecties. of omdat men niet meer in staat is om afstand te nemen van dubieuze of zelfs verwerpelijke politieke opvattingen. maar wat ook de reden is, de ambtsdragers slagen er niet in de rug recht te houden en pal in de wind te gaan staan. wat we zagen in polen is allesbehalve een unicum. ook in landen als turkije en hongarije zorgen die-genen die zich plooien naar potentaten er mee voor dat bepaalde verworvenheden, zoals democratie en rechtstaat, onder druk staan. de geschiedenis leert ons veel over de kwetsbaarheid van instellingen, zeker in tijden van grote maatschappelijke uitdagingen. denk maar aan de weimarrepubliek in het duitsland van voor de tweede wereldoorlog. die fragiliteit is vaak hieraan te wijten dat een deel van de professionals die er een ambt uitoefenen te volgzaam, kleinhartig, karakterloos, opportunistisch, machtsbelust of naïef zijn. omgekeerd kunnen sterke professionals ervoor zorgen dat rechtstaat en democratie bestand blijven tegen de aanvallen van diegenen die ongehinderd macht willen (blijven) uitoefenen. denk maar aan de verenigde state van amerika, waar rechters stelselmatig korte metten maakten met de juridische kapso-nes van presidentskandidaat trump die beweerde dat de verkiezingen vervalst waren. of neem een reeks nederlandse rechters die tijdens de tweede wereldoorlog hun geweten volgden en weigerden om de wetge-ving van het naziregime toe te passen. zij namen bewust een risico. velen van hen werden ontslagen. de les die we uit de poolse saga kunnen trekken is dat er tijdens de opvoeding, opleiding en bijscholing van juristen werk dient gemaakt van de ontwikkeling van menselijke kwaliteiten. moed, rechtvaardigheid, waarheidsliefde, gezond verstand, integriteit, en nog een reeks andere karaktereigenschappen zijn onmis-baar om rechtstaat en democratie optimaal te laten functioneren. zij vormen de onmisbare 'binnenkant' ervan, de voedingsbodem. vanzelfsprekend en heel terecht willen we aankomende juristen een gedegen juridische vakkennis en een rugzak vol skills meegeven. maar zij dienen vooral hun menselijkheid en hun persoonlijkheid te cultiveren. dat betekent dat er ruim aandacht nodig is voor zingeving, ethiek, menselijk-heid, verantwoordelijkheidsgevoel en nog veel meer. een van de meest toonaangevende hedendaagse filosofen, martha nussbaum, waarschuwt voor een onderwijssysteem dat te sterk in dienst staat van de economie en enkel beoogt technisch opgeleide, zo productief mogelijke arbeidskrachten af te leveren. jongeren moeten volgens haar worden opgevoed tot kritisch denkende, veelzijdig ontwikkelde burgers. zij pleit voor een brede persoonsvorming in het onderwijs. nussbaum heeft overschot van gelijk. studenten moeten voldoende geestelijke voedingsbronnen meekrij-gen, zoals hoogstaande literatuur en andere kunstvormen, filosofie, bagage voor ethische reflectie en het ontwikkelen van zelfbewustzijn. het is van belang dat zij leren te sleutelen aan zichzelf, als mens. even cruciaal is het dat zij stilstaan bij vragen als welke professional zij willen zijn, over welke kwaliteiten zij (willen) beschikken en in welke valkuilen zij terecht kunnen komen, wat hun waarden en idealen zijn, wat hen vreugde verschaft, hoe zij dienstbaar kunnen zijn, welke verantwoordelijkheid zij kunnen en willen op-nemen, hoe zij voldoende meesterschap over zichzelf kunnen verwerven om vanuit hun diepste waarden te leven. kortom, de nadruk moet gelegd op hoe zij kunnen zijn, op welke manier zij in het leven (willen) staan, vanuit welke attitudes. en ten slotte, maar niet in het minst, is het van wezenlijk belang om niet alleen te exploreren wat zij willen bereiken en hoe zij daartoe kunnen komen, maar ook waarom zij dat willen. elk onderwijs heeft als belangrijkste taak mooie mensen te vormen, die in staat zijn om mooie dingen te doen. Eric Lancksweerdt, hoofddocent UHasselt en UGent. Wat we kunnen leren van het Pools Grondwettelijk Hof ? aandacht hebben voor de gevolgen van hun beslissing? Dat lijkt ons, in zijn algemeenheid verwoord, een iets te verregaande stelling. De rechter mag immers niet aan politiek doen, dus mag precies daarom zijn uitspraak niet la-ten afhangen van de gevolgen ervan voor de procespartijen. De rechter moet wel neutraal (dat wil zeggen onafhankelijk en onpartijdig) en met een menselijke blik het hem voorge-legde geschil beslechten overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde rechtsregels, met inbegrip van de toepasselijke regels van het internationale recht, het Europese recht en niet te vergeten: de mensenrechten. Niet meer maar ook niet minder. Een van de meest opvallende punten in het rapport is nog de vaststelling van de 'struggle' die lagere rechters soms moeten voeren wan-neer ze beslissen al dan niet tegen de stroom van de hogere rechtspraak in te roeien: het 'burgers niet blij maken met een dode mus'-argument, of het 'principieel heeft eisende par-tij misschien een punt, maar heeft het wel zin om het in deze zaak anders te doen'-vraagstuk (dat dan slaat op het rechtseenheid-, rechtsge-lijkheid-en rechtszekerheidsargument). Con-clusie van het rapport van de Nederlandse rechters is dat lagere rechters zich wel degelijk vrij moeten voelen om af te wijken van de rechtspraak van hogere rechters, wanneer de zaak daarom vraagt en de wet daarvoor een aanknopingspunt biedt. Deze stelling lijkt ons ook voor de eigen wer-king waardevol. Belangrijk daarbij is wel dat eerstelijnsrechters elkaars uitspraken beter leren kennen, zodat zij hun motivering ook be-ter op elkaar kunnen afstemmen, zeker bij een 'niet pluis-gevoel'. Wij stellen vast dat deze uit-wisseling al plaatsvindt op informele wijze op interne discussiefora. Misschien kan deze praktijk meer structureel ingebed worden in de dagelijkse werking. Ook zou in tijdschriften meer aandacht kunnen besteed worden aan lagere rechtspraak, zelfs in die gevallen waar er al hoger beroep of cassatieberoep werd aange-tekend. Tot slot heeft een goed functionerende rechts-staat voldoende investeringen in digitale en andere infrastructuur nodig. En vooral ook: voldoende rechters. Macht van DE ovErhEiD Laat één ding duidelijk zijn. Burgers moeten op rechtsbescherming door en tegen de over-heid kunnen vertrouwen, en de meest kwets-baren onder hen nog het meest. Alle burgers zijn immers sowieso overgeleverd aan de macht van de overheid. In tegenstelling tot wat het geval is met dienstverleners in het private rechtsverkeer, kunnen burgers zich niet zomaar tot een andere overheid richten wan-neer de overheid niet aan haar taken en op-dracht voldoet. Een schending van het ver-trouwen in de overheid raakt dan ook ten volle de legitimatie en legitimiteit van het over-heidsgezag. In dat opzicht begrepen, kan deze reflectie van de Nederlandse rechters over de aanpak van de toeslagenproblematiek ook re-levantie hebben buiten de landseigen grenzen. Jeroen De Mets en Evelien de Kezel zijn beiden eerstelijnsrechters in Kortrijk, verbonden aan de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen respectievelijk de arbeidsrechtbank Gent. Evelien de Kezel is ook verbonden aan de Universiteit Antwerpen (Centrum voor Persoon en Vermogen) en het Sustainability College Bruges. De auteurs schrijven deze bijdrage op eigen titel. ook geen representatief beeld van de harde gevolgen die hun rechtspraak teweeg hadden gebracht. Het rapport wijst er tot slot nog op dat de la-gere bestuursrechters in het verleden te weinig maatwerk hebben geleverd. Ze gingen te wei-nig op zoek naar spitsvondige motiveringen die toelieten om evenredige oplossingen te vinden. Hoewel veel lagere rechters moeite hadden met de gevolgen van de harde lijn die de Raad van State had vastgesteld, hechtten ze meer belang aan de eenheid van de recht-spraak en de rechtszekerheid. Uit de getuigenissen van de bestuursrechters spreekt veel spijt over dat gebrek aan rechter-lijke moed. Een Nederlandse rechter wijst er in zijn getuigenis op dat de hoge werkdruk een invloed heeft gehad op de kwaliteit van de rechtspraak in deze materie. Rechters moeten activistischer worden, stelt hij, en meer tijd voor twijfel opeisen. Ze moeten '[hun] over dossiers gebogen rug rechten, en fier gaan staan voor de rechtsstaat'. tunnElvisiE En niEt-pluisgEvoEl Waartoe leidt nu een en ander? Wij merken in de eerste plaats op dat dat het toch zeer dapper en zonder meer vrijmoedig is dat deze rechters kritisch en openhartig naar hun eigen optreden hebben durven kijken, wat bepaald niet vanzelfsprekend is voor een beroeps-groep, waar de 'juridische waarheid' verbon-den aan een beslissing het uitgangspunt is en blijft. Zijn er punten herkenbaar? Dat is zeker het geval. Zo is er het gevaar van een tunnelvisie bij rechters en bestuurders waarbij kwetsbare burgers in chronische financiële stress als eer-ste worden getroffen, omdat juist die groep het vereiste 'doenvermogen' mist om alle admini-stratieve regels en verplichtingen die hen wor-den opgelegd, nauwkeurig op te volgen. Het belang van de inschrijving van een 'hard-heidsclausule' in het socialezekerheidsrecht en het bestuursrecht (dat is een Nederlands juridisch concept dat toelaat om, wanneer de publiekrechtelijke regels onafhankelijk van het gedrag van een rechtzoekende, onverwacht te hard uitpakken in een specifiek geval, daarvan af te wijken) lijkt ons ook een nuttige denkoe-fening om een al te rigide toepassing van regels te voorkomen. Wel is het zo dat in België de wet tot invoering van het handvest van de so-ciaal verzekerde al in een belangrijke bescher-ming van burgers te goeder trouw voorziet. De vraag of burgers te goeder trouw zijn, moet dan wel vanuit realistisch perspectief en niet vanuit een te normatief perspectief worden bezien. Een volgend punt is dat het overheidsbestuur vaak het voordeel van de twijfel krijgt. Rech-ters zijn soms terughoudend om overheidsbe-leid, waar dat kan en dus ook moet, 'vol' te toetsen. Hoewel het aan het overheidsbestuur toekomt om beleid te voeren, moet de wijze waarop er uitvoering wordt gegeven aan het overheidsbeleid altijd voluit door de rechter (kunnen) worden getoetst. Wanneer subjec-tieve rechten (dreigen te) worden geschonden door het optreden van het overheidsbestuur, moet de burger met andere woorden de recht-matigheid van het handelen of nalaten van de overheid altijd ter beoordeling kunnen voor-leggen aan de rechter, die in elk concreet geval nauwkeurig zal moeten nagaan of het gedrag van de overheid binnen het kader van de be-leids-en beoordelingsvrijheid rechtmatig was (volle toetsing), zelfs op terreinen waar de overheid een grote beleidsruimte heeft. Moeten rechters daarbij vooruitzien en ook Eerstelijnsrechters waren onvoldoende op de hoogte van het feit dat ook andere rechters vaak moeite hadden met de harde lijn die de Raad van State aanhield.
Document URI: http://hdl.handle.net/1942/36390
ISSN: 1374 3538
Category: M
Type: Journal Contribution
Appears in Collections:Research publications

Files in This Item:
File Description SizeFormat 
Wat kunnen we lefren van het Pools Grondwettelijk Hof.pdf
  Restricted Access
Published version125.95 kBAdobe PDFView/Open    Request a copy
Show full item record

Page view(s)

30
checked on Sep 7, 2022

Google ScholarTM

Check


Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.