Please use this identifier to cite or link to this item: http://hdl.handle.net/1942/36406
Title: Is er plaats voor vergeving in het strafrecht?
Authors: LANCKSWEERDT, Eric 
Issue Date: 2021
Source: De juristenkrant (Deurne), 2021 (427) , p. 13 -13
Abstract: De Juristenkrant | 13 7 april 2021 bod van discriminatie op grond van gezond-heidstoestand? Discrimineert de werkgever een werknemer op grond van diens gezondheids-toestand wanneer hij weigert hem te werk te stellen als hij zich niet laat vaccineren wanneer het zijn beurt is? Hij behandelt dan al zijn werk-nemers gelijk ongeacht hun gezondheidstoe-stand (in dezelfde zin: I. Van Puyvelde, 'Covid-19 en welzijn op het werk: de actoren op onderne-mingsniveau', in Covid-19 en welzijn op het werk, p. 20). Zelfs aangenomen dat hij op die manier een verschil in behandeling in het leven roept, lijkt die meer dan redelijk verantwoord. Het zou ook nogal vreemd zijn de werkgever te beschuldigen van discriminatie op grond van de gezondheidstoestand wanneer hij zich kwijt van de wettelijke zorgplicht die op hem rust en er enkel maar voor wil zorgen dat zijn werkne-mers gezond blijven en geen gevaarlijke virale infectie oplopen en/of verspreiden. Uiteraard zullen daarbij de gepaste maatregelen genomen moeten worden ten aanzien van de-zeer schaarse-werknemers die om een medische reden geen inenting kunnen krijgen. Ook hier kunnen we verwijzen naar de-voor sommige werknemers-verplichte vaccinaties tegen onder meer tetanus en hepatitis B. De re-gelgever heeft ook en terecht geen discrimina-tiebezwaar gezien. Andere specialisten zien een probleem met de privacyrechten van de werknemer. Enerzijds zou het recht uit artikel 8 EVRM op fysieke inte-griteit geschonden zijn, anderzijds zou de werk-gever geen persoonsgegevens rond gezondheid mogen verwerken. Om te beginnen is geen en-kel grondrecht absoluut. Ook het grondrecht van artikel 8 EVRM niet, zoals ook blijkt uit de hierboven geciteerde rechtspraak. Dat grond-recht moet worden afgewogen tegenover ande-re grondrechten, bijvoorbeeld het recht op de fysieke integriteit van de collega-werknemers en tegenover de bij wet aan de werkgever opge-legde verplichting om te zorgen voor een veilige werkomgeving. Bovendien staat het elke burger nog altijd vrij om zich niet te laten vaccineren. Als werknemer leeft hij dan zijn wettelijke ver-plichting niet na om zorg te dragen voor zijn gezondheid en die van zijn collega's. Hij moet daarvan wel de gevolgen dragen. Door het be-smettingsrisico dat hij dan wetens en willens blijft meedragen, blijft hij een gevaar vormen voor zichzelf en voor zijn collega's op het werk. De ultieme dooddoener in dit soort discussies is de strenge regelgeving rond de verwerking van persoonsgegevens. De algemene verordening gegevensbescherming (AVG) laat de verwer-king van persoonsgegevens-ook gezondheids-gegevens-toe als dat noodzakelijk is om reden van algemeen belang op het vlak van volksge-zondheid. Hier zou het erom gaan dat de ar-beidsarts bijhoudt wie van de werknemers ge-vaccineerd is, zoals dat ook gebeurt bij de vaccinaties tegen onder andere tetanus en hepatitis B. Verwerking van persoonsgegevens waaruit onder meer gegevens over gezondheid blijken, zijn in principe verboden (artikel 9.1 AVG) Dat verbod is niet van toepassing wan-neer de verwerking nodig is in het kader van 'socialebeschermingsrecht' of de arbeidsge-neeskunde of wanneer er redenen van zwaar-wegend algemeen belang zijn (zie artikel 9.2 AVG). Het verwerken van de gegevens over de vacci-natie van de werknemers door de arbeidsarts lijkt te beantwoorden aan die voorwaarden van de AVG. In het licht van andere grondrechten die al heb-ben moeten wijken in de strijd tegen de pande-mie, lijkt het voorleggen van een vaccinatiebe-wijs geen onevenredige maatregel. Men kan zich zelfs de vraag stellen of de werkgever aan 'verwerking' doet in de zin van artikel 4.2 AVG wanneer hij enkel de toegang tot de werkplek afhankelijk maakt van het tonen van een vacci-natiebewijs of een recente negatieve sneltest. Het tonen van de vaccinatie-uitnodiging of af-spraakbevestiging om het gecreëerde recht op klein verlet op te nemen, vormde voor de Gege-vensbeschermingsautoriteit (GBA) geen hin-derpaal. werk voor de wetgever Zoals het er nu naar uit ziet, zal hooguit 70 pro-cent van de bevolking zich laten vaccineren. In sommige zorginstellingen is dat zelfs maar 50 procent of minder. Het risico op besmetting blijft dan reëel. Zeker in het licht van advies nr. 64 van het eerbiedwaardige Raadgevend Comi-té voor Bio-ethiek is het vreemd dat de regelge-ver niet ingrijpt en zelfs niet overweegt om een vaccinatieplicht op te leggen. Die houding maakt het de werkgever, die verantwoordelijk is voor een veilige werkplek, nog veel moeilijker. Minstens zou de overheid de verplichtingen van de werkgever in het kader van de wet en de co-dex welzijn op het werk ten aanzien van het co-vid-19-risico moeten concretiseren en vorm ge-ven. De zorgplicht die op werkgevers rust, vormt de wettelijke basis om enkel die werknemers toe te laten op de werkplek die geen gevaar vormen voor de gezondheid van hun collega's en van derden waarmee zij in contact komen. Dat kan aan de hand van een vaccinatiebewijs of een be-wijs van een recente negatieve test. Dat bewijs lijkt trouwens al te bestaan. Op www.mijnge-zondheid.be kan iedereen zijn vaccinatiegege-vens raadplegen en afdrukken. De Vlaamse overheid schrijft op haar website www.laatje-vaccineren.be: 'Mogelijks is een afdruk van mijngezondheid.be voorlopig voldoende voor jouw werkgever,…' Unia is het daar niet mee eens. Het komt volgens directeur Keytsman, zo-als gezegd, niemand, dus ook de werkgever niet, toe om personen te onderscheiden of te contro-leren op basis van hun vaccinatiestatus. Zij houdt voor dat je de toegang tot scholen, restaurants , theaters, enzovoort maar ook tot de werkvloer niet uitsluitend afhankelijk mag ma-ken van vaccinatie. Die moet onderdeel zijn van een algemene strategie gecombineerd met de maatregelen zoals afstand houden, mondkap-jes dragen, gezichtsschermen… 'Enkel zo blijft de bestrijding van het virus zo inclusief moge-lijk, ongeacht of iemand gevaccineerd is of niet. ' Als men vanuit discriminatie-en privacyregels tot de conclusie moet komen dat een werkgever geen bewijs mag vragen, blijft hij volledig in het ongewisse. Hij zal dan omwille van zijn wette-lijke zorgplicht geen andere keuze hebben dan alle veiligheidsmaatregelen te blijven toepas-sen, inclusief mondmaskerplicht, ventilatie, af-standsregels en verbod van het gebruik van ca-fetaria. Is er eigenlijk iemand die daarop zit te wachten? Ludo Vermeulen en Steven Renette zijn advocaten sociaal recht. In deze reeks reflecteert erIc lancksweerdt maandelIjks over rechtspraktIjk en ethIek. alledaagse ethiek Column e en alleenstaande vrouw is het slachtoffer van een woninginbraak. sindsdien slaapt ze slecht en voelt ze zich onveilig. zij hoopt dat de dader, die vrij snel gevat werd, een strenge straf krijgt. Ge-voelens van boosheid, angst en verdriet overspoelen haar regelmatig. het is moeilijk de gebeurtenis los te laten. kan er in zo'n situatie tijdens de strafprocedure ruimte zijn voor vergeving? Is dat wenselijk? en hoe moet dat dan? volgens de filosofe hannah arendt (Vita activa. De mens: bestaan en bestemming) laat vergeving de mens toe bevrijd te worden van het onomkeerbare. vergeving bevrijdt zowel diegene die haar ontvangt als diegene die haar schenkt. jacques claessen, hoofddocent aan de universiteit van maastricht, definieert in zijn proefschrift (Misdaad en straf) vergeving als 'het door het slachtoffer van onrecht (gedeeltelijk) afzien van vergelding (uiterlijke kant) door gevoelens van woede en wrok jegens de dader (gedeeltelijk) te boven te komen (innerlijke kant)' (p. 437). vergeving vindt volgens hem haar bron in universele liefde-een liefde die niemand uitsluit-en het inzicht dat alles met elkaar verbonden is (p.432-433). ware vergeving vraagt dat het slachtoffer boven zijn beperkte, begrensde ego uitstijgt. vergeving is primair een innerlijk proces (p. 468). zij brengt mee dat slachtoffer en dader hun vrijheid (ten dele) herwinnen door het verleden, dat als een loden last op hen weegt, (voor een stuk) van zich af te werpen zodat zij zich weer kunnen concen-treren op een leven in het hier en nu. enkel wie het leed onderging kan vergeving schenken. niet de strafrechter, het parket, de advocaat, de samenleving of wie of wat dan ook. het slachtoffer dat eventueel bereid zou zijn tot vergeving staat voor een immense opgave. vergeving is een gift, een daad van liefde, geen morele plicht. zij laat zich niet af-dwingen. nog minder kan men haar met een vingerknip bewerkstelligen. de canadese psychotherapeut en priester jean monbourquette (Hoe vergeven? Vergeven om te genezen. Genezen om te vergeven) wijst erop dat vergeving vaak een lang en ingewikkeld proces vergt. het bestaat uit diverse stappen. daartoe behoren onder meer het besluit om niet te willen wreken, je gekwetstheid erkennen en willen delen met anderen, rouwen om je verlies, je woede en neiging tot vergelding aanvaarden, proberen begrip op te brengen voor de dader, de kwetsuur proberen een betekenis te geven in je leven. Is het denkbaar dat dit alles-en nog meer-een plaats krijgt binnen een strafrechtelijke context? tijdens de eigenlijke strafprocedure is dat niet evident. de strafrechter spreekt recht. vergeving situ-eert zich naast het recht. zij staat in principe los van de strafrechtspleging en de strafmaat. hooguit kan men het strafproces zo opvatten dat het enige ruimte biedt voor de bespreking van de menselijke aspecten van het misdrijf-als de partijen daarvoor open staan, zodat er op die manier meer mogelijkheden ontstaan voor oprechte spijtbetuigingen en excuses. een slachtoffer dat het verhaal van de dader hoort kan mis-schien beter gaan begrijpen hoe de dader tot het misdrijf is kunnen komen, en zal mogelijkerwijs wat meer geneigd zijn tot vergeving. niet in de rechtszaal, maar later. het slachtoffer kan ook vergeven in stilte, als het alleen is, zodat het alvast zichzelf bevrijdt. naast de eigenlijke strafprocedure dienen zich meer mogelijkheden tot vergeving aan. advocaten, het parket en strafrechters kunnen dader en slachtoffer wijzen op de mogelijkheid tot een herstelbemiddeling tussen hen beiden, en hen stimuleren om daarvan gebruik te maken. tijdens een gesprek van mens tot mens proberen dader en slachtoffer dan een gepast antwoord te zoeken op het misdrijf. dat antwoord kan verder gaan dan het juridische en ook betrekking hebben op spijtbetuiging, excuses, en vergeving. hier past evenwel terughoudendheid. vergeving mag niet het vooropgesteld doel zijn van zo'n bemiddeling. het slachtoffer mag zich geenszins onder druk gezet voelen om te vergeven. via een herstelbemiddeling wordt een kader aangereikt waarbinnen vergeving meer kansen krijgt, maar men mag haar niet (krampachtig) als een broodnodig resultaat nastreven. zij is meer een bijproduct van de bemiddeling, zij ontstaat onge-dwongen. In een maatschappelijk klimaat waarin de roep om strenge bestraffing weergalmt, klinkt een begrip als 'vergeving' enigszins dissonant. toch kunnen wij haar als een richtinggevend ideaal blijven koesteren, omdat zowel dader als slachtoffer er beter van worden. zij baant hen een weg naar een niet door het ver-leden overschaduwde toekomst. zij zorgt voor werkelijke pacificatie en vrede in het hart. zij biedt een antwoord op de menselijke feilbaarheid. ons strafrechtsysteem in de brede zin van het woord dient niet enkel te zorgen voor een rechtvaardige bestraffing. het kan in de mate van het mogelijke mensen ook op het spoor zetten van meer innerlijke vrijheid en rust. Eric Lancksweerdt, hoofddocent UHasselt en UGent Is er plaats voor vergeving in het strafrecht? reactie In zijn recht op antwoord schrijft Mr. Van Steenbrugge dat R.S., die volgens hem over veel macht beschikt, de procureur-generaal ertoe gebracht heeft, tegen het dossier in, de verwijzing te vorderen van de euthanasie-artsen naar het hof van assisen. In ons vak hebben woorden een betekenis. Mr. Van Steen-brugge beschuldigt R.S. van actieve corruptie en de procureur-generaal van passieve corruptie. Volgens Mr. Van Steenbrugge heeft die plaats gevonden aangezien hij voor-en volhoudt dat er geen enkele grond bestond voor verwijzing. Hij raadt mij aan de evangelische 'Parabel der Blinden' te herlezen. Gaarne. Hij zal zich echter herinneren dat de farizeeërs in die parabel, die door Jezus blind worden genoemd, hem en zijn apostelen verweten, in strijd met de Joodse wet, hun handen niet te wassen voor het eten. Dat is nu ook een seculiere federale anti-covid-19-wet die ik strikt naleef. Mr. Van Steenbrugge is zeker vertrouwd met een andere episode uit het evangelie waarin de Romeinse landvoogd Pilatus zijn handen in onschuld wast en de verantwoordelijk-heid voor zijn eigen daden, in casu geschriften en uitspraken, niet durfde op te nemen
Document URI: http://hdl.handle.net/1942/36406
ISSN: 1374-3538
Category: M
Type: Journal Contribution
Appears in Collections:Research publications

Files in This Item:
File Description SizeFormat 
Is er plaats voor vergeving in het strafrecht.pdf
  Restricted Access
Published version163.04 kBAdobe PDFView/Open    Request a copy
Show full item record

Page view(s)

42
checked on Sep 7, 2022

Google ScholarTM

Check


Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.