Hoofdstuk IV: Schenkingen

Abstract

Advocaat Vrijwillig wetenschappelijk medewerker UHasselt I. CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN 2 77. In een vonnis van 20 november 2020 beoordeelt de rechtbank van eer-ste aanleg van Namen, afdeling Dinant, de vordering tot herkwalificatie van een aanwasbeding in een schenking, in het kader van de aankoop van een onroerend goed door twee echtgenoten. 3 De rechtbank herhaalt vooreerst de principes van toepassing op het aanwasbeding, dat in essentie voor beide partijen een verwerving onder opschortende voorwaarde van het aandeel van de andere partij inhoudt. Het aanwasbeding is aldus een wederkerig kanscontract onder bezwarende titel. Het bezwarend karakter kan echter ter discussie staan in geval van ongelijke prestaties. Indien de partijen met begiftigingsoogmerk hebben gehandeld, hetgeen niet wordt vermoed, kan het aanwasbeding worden geherkwalificeerd in een schenking. In casu be-sluit de rechtbank tot een dergelijke herkwalificatie, aangezien de vrouw eerder reeds geopereerd werd voor borstkanker en volgens de staat van de medische wetenschap op dat ogenblik slechts een beperkte levensverwach-ting had. De echtgenoten hadden op het ogenblik van het sluiten van het aanwasbeding aldus een manifest ongelijke levensverwachting. Zonder ver-dere motivering neemt de rechtbank ook mee in overweging dat de partijen pas sinds kort gehuwd waren onder het stelsel van scheiding van goederen. De rechtbank is bijgevolg van oordeel dat het aanwasbeding erop gericht was één van de partijen te bevoordelen zonder werkelijke tegenprestatie, zodat de animus donandi bewezen wordt geacht. 78. Een echtpaar gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen (met een beperkte gemeenschap) had een optioneel aanwascontract geslo-1 Deze bijdrage kwam tot stand met de medewerking van K. De Winné, advocaat. 2 Van den Broeck schreef in de bestudeerde periode een bijdrage over de kwalificatie van dien-stengiften in het hervormde erfrecht en met name de vraag of en in welke mate de techniek van de inbreng erop gericht is om ook economische, en niet louter financiële of materiële, ongelijkheden tussen de erfgenamen te remediëren (A. Van den Broeck, "De dienstengift in het hervormde erfrecht. Over de grenzen van erfrechtelijke gelijkheid", TEP 2021, 41-71). 3