Please use this identifier to cite or link to this item:
http://hdl.handle.net/1942/45372
Title: | Internationaal Zeerechttribunaal: Staten moeten klimaatverstoring stoppen | Authors: | BORUCKI, Christopher | Issue Date: | 2024 | Source: | De Juristenkrant (deurne), 491 , p. 3 -4 | Abstract: | Internationaal Zeerechttribunaal: staten moeten klimaatverstoring stoppen In een advies van 21 mei 2024 oordeelt het Internationaal Zeerechttribunaal dat de staten die partij zijn bij het VN-zeerechtverdrag, onder meer verplicht zijn om de uitstoot van antropogene broeikasgassen terug te dringen. Voor het eerst spreekt een internationaal rechtscollege zich uit over de klimaatverstoring en de juridische gevolgen ervan in het internationale recht tussen staten. nale bijdrage aan de mondiale samenwerking te bepalen. Bijgevolg voldoen verdragstaten niet aan de verplichtingen van het VN-zee-rechtverdrag louter door zich aan het Parijsak-koord te houden. Zij moeten meer doen, met de beste middelen en vaardigheden die tot hun beschikking staan. Het Tribunaal bena-drukt in dat opzicht dat, hoewel het optreden tegen de klimaatverstoring een gedeelde ver-antwoordelijkheid van alle staten is en hoewel iedere staat maatregelen moet treffen, niet van iedere staat hetzelfde wordt verwacht. De meest ontwikkelde staten, waartoe België zich mag rekenen, dienen een voortrekkersrol op te nemen. Die staten zijn overigens op basis van het verdrag ertoe gehouden om de minst ontwikkelde staten te helpen om verplichtin-gen na te komen. Ook van belang is dat het Tribunaal de verdragstaten erop wijst dat zij rekening moeten houden met de best beschik-bare wetenschap bij het bepalen welke maat-regelen zij noodzakelijk moeten nemen en dat het voorzorgsbeginsel zich daarenboven aan hen opdringt hoewel het VN-zeerechtverdrag dat beginsel niet uitdrukkelijk vermeldt. Zelf spreekt het Tribunaal zich niet uit over speci-fieke maatregelen, aangezien dat niet zijn taak is, maar het is duidelijk dat het de in de IPCC-rapporten vermelde mitigatiemaatregelen als relevant beschouwt. Wat de reikwijdte van de terugdringverplich-ting betreft, oordeelt het Tribunaal dat er een inspanningsverbintenis en geen resultaatsver-bintenis voorligt. Dat zou volgen uit de tekst van de relevante bepaling, terwijl het Tribunaal ook aangeeft dat een inspanningsverbintenis in deze context voor de hand ligt. De eigenlij-ke uitstoot van broeikasgassen wordt immers veroorzaakt door private personen, zodat het onredelijk zou zijn om te oordelen dat aan een staat die zich voldoende inspant, het bestaan van enige overblijvende uitstoot moet worden toegerekend. Bovendien erkent het Tribunaal pragmatisch dat het simpelweg niet mogelijk is om te verlangen dat alle vervuiling door alle mogelijke bronnen op ieder moment wordt vermeden. De verdragstaten moeten dus een mate van zorgvuldigheid aan de dag leggen. Lees verder op pagina 4 Christopher Borucki H et in het Duitse Hamburg gezetelde Internationaal Zeerechttribunaal ziet toe op de interpretatie en toe-passing van het verdrag van de Ver-enigde Naties inzake het recht van de zee (VN-zeerechtverdrag; met 168 ratifica-ties). Een alliantie van kleine eilandstaten ver-zocht het Tribunaal om te antwoorden op de vraag of dat verdrag de partijen ervan verplicht om, ten eerste, vervuiling van het mariene leefmilieu door antropogene broeikasgassen tegen te gaan en, ten tweede, om het mariene milieu beschermen tegen de negatieve gevol-gen van de klimaatverstoring door de uitstoot van die gassen, in het bijzonder de verzuring van de oceanen en zeeën in de wereld. De eilandstaten bevinden zich in een steeds hachelijker situatie door de klimaatverstoring. Op langere termijn bedreigt de stijgende zee-spiegel hun voortbestaan. Vandaag al kampen zij met extremer weer, met toenemende kust-erosie en met de afname van biodiversiteit en daardoor kwijnende visbestanden in hun wa-teren. De rechters van het Tribunaal klinken una-niem in het advies dat zij op 21 mei 2024 uit-brengen: het VN-zeerechtverdrag houdt effec-tief specifieke verplichtingen in die zin voor de verdragstaten in. Voor het eerst, maar niet het laatst, spreekt een internationaal rechtscolle-ge zich uit over de klimaatverstoring en de ju-ridische gevolgen ervan in het internationale recht tussen staten. WetensChappelijke dimensie Het Tribunaal opent zijn advies met de vast-stelling dat het adviesverzoek een weten-schappelijke dimensie heeft en dat er inter-nationale afspraken over de klimaatverstoring zijn gemaakt. Het verwijst naar de rapporten van de Intergouvernementele Werkgroep in-zake Klimaatverandering van de VN (IPCC) en merkt op dat geen van de betrokken partijen de gezaghebbende aard van die rapporten be-twist (meerdere andere verdragstaten, zoals Frankrijk en Nederland, kwamen tussen in het verzoek van de eilandstaten). De rappor-ten bevatten bevindingen over de oorzaken en gevolgen van klimaatverstoring, de rol van oceanen en zeeën in het klimaatsysteem en de toenemende druk op het mariene milieu. Op basis van de rapporten zet het Tribunaal een duidelijke toon. De huidige klimaatver-storing is door menselijk gedrag veroorzaakt en houdt een existentiële bedreiging voor het menselijke leven in, wat optreden noodzake-lijk maakt. Het Tribunaal stelt in dat opzicht vast dat er internationale akkoorden en andere afspraken over de klimaatverstoring bestaan. Het Tribunaal overweegt dat artikel 293 VN-zeerechtverdrag voorschrijft dat het verdrag zoveel als mogelijk in lijn met andere interna-tionale normen moet worden geïnterpreteerd. Het oordeelt dat de verschillende klimaatak-koorden kunnen worden gebruikt om te be-palen welke verplichtingen precies worden opgelegd door het VN-zeerechtverdrag. Het meent dat het VN-klimaatverdrag en het Pa-rijsakkoord in dat opzicht bijzonder relevant zijn, specifiek de temperatuurdoelstellingen (ruim onder 2°C boven pre-industrieel niveau, met als streefdoel 1,5°C) en tijdlijn ervan (de uitstoot van broeikasgassen moet zo spoedig mogelijk pieken en vervolgens snel afnemen). Zoals later nog wordt uitgelegd, meent het Tri-bunaal evenwel dat die doelen op zichzelf niet volstaan. De achtergrondschets van het Tribunaal leidt tot een eerste belangrijke vaststelling over het advies. Het internationale rechtscollege omarmt ondubbelzinnig de best beschikbare wetenschap over de klimaatverstoring en ver-ankert die als het richtinggevende kompas voor internationale akkoorden. Doorheen het advies grijpt het Tribunaal steeds weer terug naar de IPCC-rapporten. Daarbij valt in het bijzonder op dat het vooral het streefdoel van 1,5°C als richtinggevend beschouwt. Later in het advies nuanceert het Tribunaal wel nog-terecht-dat hoewel de wetenschappelijke kennis cruciaal is om te bepalen hoe staten de klimaatverstoring doeltreffend een halt kunnen toeroepen, die kennis niet alleen kan bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn. inspanningsverBintenissen Na de achtergrondschets gaat het Tribunaal inhoudelijk in op de gestelde vragen. Over de eerste vraag oordeelt het Tribunaal dat de an-tropogene uitstoot van broeikasgassen moet worden beschouwd als vervuiling van het mariene milieu. Die kwalificatie is van belang, omdat het VN-zeerechtverdrag de verdrag-staten in het algemeen verplicht om, alleen of gezamenlijk, alle noodzakelijke maatregelen te nemen om zo'n vervuiling te voorkomen, te verminderen en te beheersen en ook om het eigen beleid af te stemmen op dat van andere staten. Het Tribunaal wijst de verdragstaten er dan ook op dat zij op basis van die verplich-ting broeikasgassen moeten terugdringen. De vraag rijst wat die terugdringplicht precies in-houdt en hoe ver zij reikt. Het Tribunaal neemt het Parijsakkoord als uitgangspunt om het VN-zeerechtverdrag te interpreteren en toe te passen. Het Tribunaal wijst er echter op dat het Parijsakkoord de partijen ervan niet tot een specifieke reduc-tiedoelstelling of uitgewerkt tijdspad dwingt, maar het aan hen overlaat om de eigen natio-De adviezen binden niet, maar er gaat wel een gezaghebbende werking van uit. Verdragstaten voldoen niet aan de verplichtingen van het VN-zeerechtverdrag louter door zich aan het Parijsakkoord te houden. Zij moeten meer doen, met de beste middelen en vaardigheden die tot hun beschikking staan. | Document URI: | http://hdl.handle.net/1942/45372 | ISSN: | 1374-3538 | Category: | A2 | Type: | Journal Contribution |
Appears in Collections: | Research publications |
Files in This Item:
File | Description | Size | Format | |
---|---|---|---|---|
De Juristenkrant 2024, afl. 491, 3-4.pdf Restricted Access | Published version | 2.25 MB | Adobe PDF | View/Open Request a copy |
Google ScholarTM
Check
Items in DSpace are protected by copyright, with all rights reserved, unless otherwise indicated.